Page 44 - Reukrevalidatie voor gelaryngectomeerden
P. 44
ongeveer tien, om rekening te houden met het verschijnsel kruisadaptatie. Dit is het verschijnsel dat gewenning aan de ene geur de gevoeligheid voor een andere geur kan beïnvloeden. Daarnaast kan er als gevolg van vermoeidheid ook een soort verflauwing van de reactie van de zintuigcellen in de neus ontstaan. Dit wordt adaptatie genoemd (Köster, 1971; Köster en De Wijk, 1991; Vroon et al., 1994). De volgorde waarin de geuren worden aangeboden kan ook van belang zijn. Penetrante geuren kunnen als het ware blijven hangen in de lucht, maar ook in de neus. Daarom kunnen die het best het laatst worden aangeboden. Zo wordt ook rekening gehouden met de vermoeidheid die kan optreden; de patiënt hoeft aan het eind minder te doen om iets te ruiken. Daarnaast is het goed om geuren uit verschillende klassen zoveel mogelijk door elkaar aan te bieden. Het is aan te bevelen om de etiketten van de flesjes met geurstoffen te verwijderen en de flesjes te voorzien van een code die gekoppeld is aan de geur in het flesje. Op die manier wordt voorkomen dat het gezichtsvermogen in plaats van het reukvermogen van de patiënt wordt getoetst. Tevens wordt met de codering voorkomen dat het flesje, wanneer het etiket- of codeloos is, onnodig vaak moet worden geopend om te bepalen welke geur het bevat. Zo blijft de geur het langst behouden. Afname reuktoets Tijdens de afname van de reuktoets moeten de geuren aan de patiënt worden overhandigd en mag de patiënt in eigen tempo ruiken. Als het de patiënt na diverse pogingen niet lukt om de geur te ruiken, kan men beter met de volgende geur verder gaan en niet met die ene geur bezig blijven. Later kan eventueel nog op de niet geroken geuren worden teruggekomen. Men doet er goed aan om tussen het aanbieden van de geuren even te wachten. Ongeveer 45 seconden is voldoende. Deze tijd kan worden opgevuld met het afsluiten van het flesje, het noteren van het antwoord van de patiënt en het opzoeken van de volgende geur. Er hoeft dus geen geforceerde pauze te worden ingelast. Bij de antwoorden die de patiënt geeft moet niet te lang worden stilgestaan. Het reukvermogen wordt in het kader van de reukrevalidatie over het algemeen bij iedere patiënt in totaal drie keer getoetst. Wanneer er veel aandacht aan ieder antwoord wordt geschonken, is de kans groot dat de patiënt nog precies weet welke antwoorden hij de vorige keren gaf. Tijdens de uitvoering van de reuktoets is het in het kader van de betrouwbaarheid van de test aan te bevelen om niet op te merken of de antwoorden van de patiënt goed of fout zijn. Er behoort neutraal op de gegeven antwoorden te worden gereageerd. Uiteraard kan naderhand wel een algemene uitspraak over het reukvermogen worden gedaan. Bijvoorbeeld of de patiënt een goede of minder goede ruiker is. 44