Page 65 - HHR-HNR 2.0
P. 65
5.7.4.2 Activiteitenbegeleiding\u000DActiviteitenbegeleiding wordt in het Antoni van Leeuwenhoek aangeboden aan pati\u00EBnten in de klinische en nazorgfase van de ziekte. Het is toegespitst op pati\u00EBnten die hulp willen bij het vinden van dagbesteding en hobbyontwikkelingen. Het is gericht op het op een prettige manier invullen van de vrije tijd. Binnen de groep hoofd-hals oncologie pati\u00EBnten is het tevens een eerste stap om weer onder de mensen te komen, een sociaal isolement kan hiermee voorkomen of doorbroken worden.\u000D5.7.4.3 Creatieve therapie\u000DBinnen het Antoni van Leeuwenhoek wordt creatieve therapie aangeboden in de revalidatiefase. Creatieve therapie is een vorm van psychotherapie waarbij expressieve vaardigheden begeleid worden door een gespecialiseerde therapeut met als doel een persoonlijke verandering in gang te zetten die het welzijn van de pati\u00EBnt vergroot. De therapie richt zich op pati\u00EBnten die moeite hebben met het verwerken van de kanker of de gevolgen van de behandeling. Het is speciaal geschikt voor pati\u00EBnten die zeggen geen contact te ervaren met hun gevoel, rationaliseren, sterk verbaal zijn als ook voor pati\u00EBnten die overstromen van emoties. Binnen de therapie is aandacht voor verwerking, verlies, coping, zelfbeeld en angst (Gordijn 2004). Creatieve therapie is een proces dat op pati\u00EBntniveau wordt afgestemd. Na aanmelding via de revalidatiearts of casemanager (met melding in het multidisciplinair overleg) zal de gespecialiseerde therapeut de pati\u00EBnt zien voor een intake. Binnen de intake en anamnese worden veranderingen ten gevolge van de ziekte in kaart gebracht, behandeldoelen (SMART) opgesteld en verwachtingen uitgesproken. Het therapieproces bestaat uit elf tot vijftien sessies van 60 minuten. Bij afsluiten van de therapie worden de behandeldoelen ge\u00EBvalueerd met de pati\u00EBnt.\u000D5.7.5 Effectiviteit psychosociale interventies\u000DIn een review van Semple en collega\u2019s worden zeven gerandomiseerde en gecontroleerde studies beschreven die het effect van psychosociale interventies beschrijven (Semple, Dunwoody et al. 2009). Er werd geen bewijs gevonden voor dat psychosociale interventies de algemene kwaliteit van leven verbeteren. Na de interventie was er geen significante verandering in ernst van angst en depressiescores. Er wordt geconcludeerd dat er onvoldoende bewijslast gevonden is voor de effectiviteit van psychosociale interventies in de groep van hoofd-halsoncologie pati\u00EBnten (Semple, Dunwoody et al. 2009). Thewes e.a. onderzocht specifiek het effect van psychosociale interventies op het omgaan met de angst voor recidief. Hierbij werden aanwijzingen gevonden dat gerichte gedragstherapie bevorderlijk is voor het omgaan met de angst voor de terugkeer van kanker (Thewes, Brebach et al. 2014).\u000DShennan e.a. evalueren in een systematische literatuur review de bewijslast voor het gebruik van mindfulness interventies in een populatie pati\u00EBnten, die de diagnose kanker hebben gekregen (Shennan, Payne et al. 2011). Er worden dertien studies beschreven, waarbij opgemerkt moet worden dat deelnemers binnen de studies voornamelijk blanke, hoogopgeleide vrouwen van middelbare leeftijd waren. Uit een drietal gerandomiseerde en gecontroleerde studies bleek dat in de interventiegroep de ervaren stress, angst en \u2018distress\u2019 afnam. Daarnaast ontwikkelde de interventiegroep een meer positieve manier van denken (Lengacher, Johnson-Mallard et al. 2009, Br\u00E4nstr\u00F6m, Kvillemo et al. 2010, Foley, Baillie et al. 2010). Binnen de ge\u00EBvalueerde studies werden geen significante effecten gevonden in verbetering van kwaliteit van leven (Shennan, Payne et al. 2011).\u000D64\u000D