Page 23 - Reukrevalidatie voor gelaryngectomeerden
P. 23

de voorkeur boven een zelf samengestelde toets. Reukrevalidatie postoperatief Direct na de totale laryngectomie is er in de meeste gevallen eerst aandacht voor de stem, het slikken en het gebruik van hulpmiddelen, zoals de stemprothese en de warmte- en vochtwisselaars. Wanneer de gelaryngectomeerde voldoende vertrouwd is geraakt met deze veranderingen, kan een begin worden gemaakt met de reukrevalidatie. In bepaalde gevallen kan het voorkomen dat er postoperatief eerder of juist later in het revalidatieproces aandacht aan het ruiken wordt besteed. Wanneer er bij een patiënt direct na de operatie bijvoorbeeld sprake is van fistelvorming, waardoor de stem- en slikrevalidatie nog niet kunnen aanvangen, kan de logopedische behandeling aanvangen met de reukrevalidatie. De reukrevalidatie kan echter ook zonder problemen zelfs pas jaren na de laryngectomie plaatsvinden. Het reukvermogen wordt pas gewaardeerd na het verlies ervan, zo wordt wel gezegd (Van Toller, 1999). Daarom is een duidelijke uitleg over de oorzaak, maar zeker ook over de gevolgen van hyposmie na een laryngectomie noodzakelijk. De postoperatieve reukrevalidatie wordt met uitleg hierover gestart. Deze uitleg, die ook preoperatief in korte vorm is gegeven, moet het liefst aan de patiënt worden gegeven in aanwezigheid van mensen uit zijn directe omgeving. Allereerst wordt verteld dat de ademing niet meer via de neus verloopt en dat daarom het reukvermogen is verminderd. De figuren 5 en 6 illustreren dit. De aspecten van het dagelijkse leven waarop reukstoornissen invloed hebben, kunnen goed worden besproken aan de hand van de theorie van Maslow, zoals is beschreven in de paragraaf De invloed van reukstoornissen van hoofdstuk I. Na het bespreken van deze punten en het eventueel beantwoorden van vragen van de patiënt en de andere aanwezigen, wordt de reuktest die pre-operatief werd gebruikt opnieuw afgenomen. Wanneer de patiënt langer geleden is geopereerd en er preoperatief geen reuktest is gebruikt, moet eveneens een reuktest worden afgenomen. Daarmee kan de uitgangssituatie voor de reukrevalidatie worden bepaald. Tijdens de testprocedure kunnen handelingen die de patiënt verricht om de geuren van de test te ruiken, worden geobserveerd. Regelmatig zal het voorkomen dat patiënten inademen om iets te ruiken, of de geuren onder de neus of voor het stoma heen en weer bewegen. Het kan ook voorkomen dat gelaryngectomeerden al spontaan bewegingen maken die met de gaap-ruikmethode vergelijkbaar zijn. De manier die de patiënt gebruikt om de testgeuren te ruiken, wordt achteraf met de patiënt besproken. Aanleren van de gaap-ruikmethode Na het bespreken van de persoonlijke ruikmethode van de patiënt, wordt een vergelijking met de gaap-ruikmethode gemaakt. De verschillende bewegingen van de methode worden vervolgens genoemd en door de logopedist voorgedaan. Daarna is het de bedoeling dat de patiënt de gaap-ruikmethode imiteert, eventueel met behulp van een spiegel. Als de patiënt bij het afnemen van de reuktest al een redelijk correcte beweging maakte, kan daarnaar worden verwezen met eventueel de nodige aanwijzingen. Wanneer het voor de patiënt moeilijk is om bepaalde bewegingen te maken, terwijl er geen organische beperkingen zijn, dan kan het best gebruik worden gemaakt van oefeningen die zijn gericht op het geïsoleerd uitvoeren van deze moeilijke bewegingen. Een aantal voorbeelden van dergelijke oefeningen staat beschreven in hoofdstuk IV, Aanwijzingen voor specifieke situaties. In dat hoofdstuk worden ook aanwijzingen gegeven voor de behandeling van patiënten met anatomische beperkingen. Wanneer de losse bewegingen goed worden uitgevoerd, moeten ze met de overige aspecten van de gaap-ruikmethode worden gecombineerd. Zodra de patient 23 


































































































   21   22   23   24   25