Page 31 - Reukrevalidatie voor gelaryngectomeerden
P. 31

Laryngectomie en reukstoornissen Reukstoornissen die bij mensen met een normale anatomie voorkomen, kunnen uiteraard ook bij gelaryngectomeerden bestaan. Om te voorkomen dat een patient eindeloos zonder bevredigend resultaat met de gaap-ruikmethode bezig blijft, is een vroegtijdige signalering van reukstoornissen belangrijk. De anamnese gedurende het preoperatieve gesprek en de afname van een reuktest helpen om de reeds bestaande reukstoornissen te signaleren. Wanneer het reukvermogen post-operatief verslechterd lijkt te zijn, dan kan met behulp van een larynx-bypass (zie de figuren 7 en 14) worden onderzocht hoe het met het reukvermogen van de patiënt is gesteld. Een larynx-bypass verbindt het stoma met de mond, en daarmee de neus met de longen, zodat de gelaryngectomeerde weer door de neus kan inademen zoals dat voor de totale laryngectomie mogelijk was (zie figuur 1). Figuur 14: Een gelaryngectomeerde met eenlarynx-bypass welke in larynx-bypass welke met behulp van een stomapleister is bevestigd (links) of met een kapje over het stoma is geplaatst (rechts) Met een larynx-bypass zouden er dus vrijwel moeiteloos geuren moeten kunnen worden geroken. Wanneer de patiënt met dit hulpmiddel de geuren van de reuktest kan ruiken, dan is de patiënt in principe ook in staat om met behulp van de gaapruikmethode te leren ruiken. Hiermee is namelijk bewezen dat er geen sprake is van een perceptieve of conductieve reukstoornis. Sommige patiënten kunnen niet goed overweg met een larynx-bypass en kunnen er ook geen orthonasale luchtstroom mee opwekken. Bij hen kan een geur in de neus worden gebracht met een knijpfles of een verstuiver om vast te stellen of de patiënt anosmisch is of niet. Als de patiënt niets ruikt wanneer de larynx-bypass, knijpfles of verstuiver worden gebruikt, dan is er een grote kans dat de patiënt een reukstoornis heeft. Het ruiken met de gaap-ruikmethode zal dan hoogstwaarschijnlijk ook niet succesvol zijn. In dergelijke gevallen is het noodzakelijk om de patiënt naar de KNO-arts te sturen voor verder onderzoek en eventuele behandeling. Wanneer de KNO-arts heeft 31 


































































































   29   30   31   32   33