Page 36 - HHR-HNR 2.0
P. 36
effici\u00EBnte stoma-afsluiting waardoor de natuurlijkheid van de spraak verbeterd wordt. De logopedische behandeling richt zich op het co\u00F6rdineren van de ademhalingspieren, ademdruk en stemgeven, een verbetering van de prosodie, het stembereik, de onset-time, de stemhebbend- stemloos verschillen en de juiste dosering van spieraanspanning (Samlan and Webster 2002, Starmer, Tippett et al. 2008).\u000D5.3.2.4 Effectiviteit van de stemtherapie\u000DEr is veel literatuur beschikbaar over de effici\u00EBntie van stemtherapie bij diverse niet kanker gerelateerde stemproblemen. \u2018Evidence-based\u2019 studies die het nut en het moment van de stemtherapie evalueren voor de verschillende tumor -en behandelingsgroepen zijn gering (Lazarus 2009), ondanks het feit dat het positieve effect van revaliderende en preventieve stemtherapie in samenhang met radiotherapie al vroeg is aangetoond (Fex and Henriksson 1969, Lehman, Bless et al. 1988).\u000DDe meest recente studie van Van Gogh e.a. laat zien dat stemtherapie na laserbehandeling of radiotherapie van kleinere tumoren bijdraagt tot een verbetering van de stemkwaliteit (Van Gogh, Verdonck-de Leeuw et al. 2006). Ook in een studie van Speyer e.a. laat de helft van de pati\u00EBnten, die behandeld zijn voor een goedaardige tumor, na drie maanden therapie een significante verbetering in de stroboscoopopnames zien (Speyer, Wieneke et al. 2002). Bij pati\u00EBnten met unilaterale stembandparalyse (in 80% was de oorzaak hiervan een thyreoidectomie) uit een studie van D\u2019Alatri e.a. (D\u0027Alatri, Galla et al. 2008) verbeterden na vroege stemtherapie de stemwaarden significant. Jongmans e.a. laat daarnaast zien dat doelgerichte therapie bij een groep tracheoesofageale sprekers het verschil tussen stemhebbende en stemloze klanken significant kan worden verbeterd (Jongmans, Hilgers et al. 2006).\u000DEr zijn echter nog geen studies bekend die de effici\u00EBntie van stemtherapie na de behandeling van grotere tumoren, meestal behandeld met gecombineerde chemoradiatie, evalueren (Jacobi, van der Molen et al. 2010).\u000D5.3.3 Spraakproblemen als gevolg van hoofd-halsoncologie\u000DChirurgische ingrepen in het hoofd-halsgebied be\u00EFnvloeden regelmatig de articulatorische mogelijkheden van de pati\u00EBnt. Spraak is van grote invloed op het welbevinden van de pati\u00EBnt (Fung, Yoo et al. 2001, Peeters, van Gogh et al. 2004). De spraak bevat emoties, persoonlijkheid en identiteit van de pati\u00EBnt (Rosen and Sataloff 1997). Gezien de rol van spraak als dagelijks medium voor communicatie, wordt een verslechtering hiervan vaak ervaren als een handicap (Rieger, Dickson et al. 2006, Van Gogh, Verdonck-de Leeuw et al. 2006).\u000DDe behandelingsmodaliteiten en daarmee ook de gevolgen voor de spraakfunctie zijn afhankelijk van de locatie en de grootte van de tumor in het hoofd-halsgebied. Tumoren die in een vroeg stadium worden ontdekt worden grotendeels met behulp van een enkele modaliteit behandeld (laser, operatie of radiatie). Grotere tumoren vragen meestal om een multimodaal protocol (zoals radio- en chemotherapie, of operatie en radiotherapie) (Ward and van As-Brooks 2007, Lango 2009).\u000D5.3.3.1 Effecten van de oncologische behandeling op de spraakverstaanbaarheid\u000DOperatieve ingrepen kunnen zenuwletsel als gevolg hebben, maar er kunnen ook delen van de articulatoren zijn vervormd of vervangen. De functie van het betreffende orgaan wordt hierdoor beperkt, met als gevolg dat de pati\u00EBnt bij het spreken deze beperkingen moet compenseren om verstaanbaar te blijven. Als het normale patroon, dat nodig is voor het produceren van een klank, niet\u000D35\u000D