Page 39 - HHR-HNR 2.0
P. 39
5.3.4 Reukvermindering na laryngectomie\u000DNa een totale laryngectomie is een verstoring van het reukvermogen een veel voorkomend (significant) probleem (Ackerstaff, Hilgers et al. 1994, Trotti 2000, Lennie, Christman et al. 2001), met een frequentie van voorkomen die varieert tussen 68% (Van Dam, Hilgers et al. 1999) en 100% (Welge-Luessen, Kobal et al. 2000). Deze variatie kan verklaart worden door de verschillende onderzoeksmethoden, die door de onderzoekers werden gebruikt.\u000DEr zijn twee vormen van ruiken: passief en actief. Passief ruiken vindt plaats tijdens een normale neusademhaling en actief ruiken (snuffelen) als een geursensatie nader beoordeeld moet worden. Na een totale laryngectomie vindt het inademen via een permanent stoma in de hals plaats, waardoor de lucht niet meer door de neus, het reukorgaan, kan stromen. Het ontbreken van deze luchtstroom is de belangrijkste oorzaak van het verminderde/afwezige (passieve) reukvermogen van gelaryngectomeerde pati\u00EBnten (Moore-Gillon 1985, Schwartz, Mozell et al. 1987, Doty and Frye 1989).\u000DDit gestoorde reukvermogen is een belangrijk negatieve bijwerking van een totale laryngectomie. Immers, een intact reukvermogen is essentieel voor een goede kwaliteit van leven (Miwa, Furukawa et al. 2001, Blomqvist, Bramerson et al. 2004). Daarnaast is uit onderzoek gebleken, dat veranderingen in smaak en geur bij voornamelijk kankerpati\u00EBnten, kunnen leiden tot verminderde intake, ondervoeding en mogelijk zelfs anorexia (DeWys and Walters 1975, Nitenberg and Raynard 2000).\u000D5.3.4.1 Meetmethodes reukvermindering\u000DDe frequentie en de omvang van het reukvermogen na een totale laryngectomie kan op verschillende manieren onderzocht worden. Meestal wordt gebruik gemaakt van gevalideerde vragenlijsten en \u2018rating-scales\u2019 en/of van verschillende al dan niet commerci\u00EBle reuktesten. Veelal discrimineren deze testen tussen een afwezig (anosmie), verminderd (hyposmie) en normaal reukvermogen (normosmie). Er bestaat in de literatuur (nog) geen consensus over welke methode het best gebruikt kan worden om het reukvermogen te testen. Uitkomstmaten die discrimineren tussen een wel of niet aangetast reukvermogen, lijken betrouwbaarder dan uitkomstmaten waarbij de verschillende niveaus van verminderd ruiken worden aangegeven (Tsukatani, Reiter et al. 2005). Om deze redenen wordt er meestal een combinatie van testen gebruikt (zie o.a. Van Dam e.a. (Van Dam, Hilgers et al. 1999)).\u000D5.3.4.2 Herstel van de reukfunctie na een laryngectomie\u000DEr zijn twee gangbare methodes om het reukvermogen te herstellen na een laryngectomie, met behulp van hulpmiddelen of doormiddel van het aanleren van een nieuwe techniek. Een nasale luchtstroom kan na een totale laryngectomie worden opgewekt met verscheidene hulpmiddelen. Met behulp van deze hulpmiddelen kan het reukvermogen (mits dat preoperatief normaal was) zorgvuldig worden gemeten en vergeleken (Tatchell, Lerman et al. 1985, Schwartz, Mozell et al. 1987, Tatchell, Lerman et al. 1989). Het meest gebruikte hulpmiddel hiervoor is een zogenaamde larynxbypass. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een flexibele slang waarmee de mond met het stoma wordt verbonden en waarmee de pati\u00EBnt vrij eenvoudig een nasale luchtstroom op kan wekken door via neus en mond te ademen (Schwartz, Mozell et al. 1987). Onderzoek toont aan dat gelaryngectomeerden met dit hulpmiddel weer in staat zijn te ruiken (Tatchell, Lerman et al. 1985). Deze larynxbypass is echter weinig toepasbaar in het dagelijks leven. Het is alleen geschikt als diagnostisch en niet als therapeutisch hulpmiddel. Uit een studie van Lennie e.a. blijkt echter dat ondanks de beschikbaarheid van deze hulpmiddelen en de \u2018behavioral treatment\u2019 bij de revalidatie van\u000D38\u000D