Page 40 - HHR-HNR 2.0
P. 40
gelaryngectomeerden de focus niet op reukrevalidatie ligt (Lennie, Christman et al. 2001). Slechts 9% van de pati\u00EBnten kregen instructie over het ruiken. Een verklaring die hiervoor werd gegeven, was de onduidelijkheid betreffende de bruikbaarheid en effectiviteit van de beschikbare hulpmiddelen.\u000D5.3.4.3 Effectiviteit van reukrevalidatie na een laryngectomie\u000DHet besef dat reukrevalidatie wel degelijk mogelijk is, is gebleken uit een onderzoek, dat in het Antoni van Leeuwenhoek is uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat pati\u00EBnten, die in staat waren te ruiken na de laryngectomie (circa een derde deel van de onderzochte populatie), meer spieractiviteit in gezicht en nek lieten zien dan pati\u00EBnten die niet konden ruiken (Van Dam, Hilgers et al. 1999). Deze observatie leidde tot de ontwikkeling van de zogenaamde \u2018Nasal Airflow Inducing Maneuver\u2019 (NAIM), waarmee de pati\u00EBnt in staat is gecontroleerd een (actieve) nasale luchtstroom op gang te brengen. De NAIM is voor het eerst beschreven door Hilgers e.a. en wordt ook wel de \u201C polite yawning technique\u201D genoemd ofwel de \u201Cbeleefd gapen methode\u201D (Hilgers, Van Dam et al. 2000, Van der Molen, Kornman et al. 2013). De NAIM bestaat uit het snel en herhaaldelijk naar beneden bewegen van de kaak, mondbodem, tong en gehemelte, terwijl de lippen op elkaar blijven. Dit veroorzaakt een negatieve druk in de mond \u2013en keelholte, waardoor lucht via de neus wordt aangezogen langs het daarin gelegen reukepitheel. Bij het aanleren van deze de techniek wordt gebruik gemaakt van een watermanometer, die met de neus wordt verbonden en daarmee de nasale luchtstroom zichtbaar maakt. Deze directe visuele feedback blijkt nuttig voor het verbeteren en verfijnen van de techniek.\u000DIn een interventiestudie werd beoordeeld of het reukvermogen van gelaryngectomeerden gerevalideerd kon worden met behulp van deze manoeuvre. Negenentachtig procent van de pati\u00EBnten kon de NAIM in een halfuur aanleren. Het percentage pati\u00EBnten dat kon ruiken nam toe van 25% v\u00F3\u00F3r de interventie naar 57% na de interventie. Deze studie laat zien dat het mogelijk is om het reukvermogen van een groot aantal gelaryngectomeerde pati\u00EBnten te herstellen met behulp van deze methode. Ook werd duidelijk dat pati\u00EBnten die al konden ruiken met behulp van een vaak onbewuste eigen techniek, na het aanleren van de NAIM beter konden ruiken, omdat ze nu in staat waren deze techniek \u2018op commando\u2019 uit te voeren.\u000DIn een follow-up studie van Hilgers e.a. werd duidelijk dat langer en intensiever oefenen noodzakelijk is om de ruiktechniek te implementeren in alle facetten van het dagelijks leven (Hilgers, Jansen et al. 2002). De pati\u00EBnt moet zich er van bewust worden dat \u2018passief\u2019 ruiken niet meer mogelijk is en dat te allen tijde deze \u2018actieve\u2019 NAIM methode noodzakelijk is om weer te kunnen ruiken. Via een transfer proces van onbewust-onbekwaam, bewust-onbekwaam, bewust-bekwaam, moet het stadium van onbewust-bekwaam worden bereikt. Dit maakt langer en intensiever oefenen noodzakelijk.\u000DNa deze eerste studies zijn er inmiddels diverse andere onderzoeken gepubliceerd die de validiteit en effectiviteit van de NAIM hebben bevestigd (Risberg-Berlin, Ylitalo et al. 2006, Risberg-Berlin, Moller et al. 2007, Ward and van As-Brooks 2007, Risberg-Berlin, Ryden et al. 2008, Risberg-Berlin, Ryden et al. 2009, Risberg-Berlin, Karlsson et al. 2014). Deze studies bevestigen ook dat intensieve begeleiding sneller tot een beter resultaat leidt.\u000DRisberg-Berlin e.a. toonde in een eenjarige follow-up studie aan dat de NAIM een pati\u00EBntvriendelijke, goedkope en effectieve methode is om het vermogen om te kunnen ruiken te herstellen en dat dit vermogen blijft bestaan (Risberg-Berlin, Moller et al. 2007). Gebaseerd op de protocollen gebruikt in het Antoni van Leeuwenhoek, ontwikkelden Risberg- Berlin e.a. een bruikbaar en betrouwbaar\u000D39\u000D