Page 46 - HHR-HNR 2.0
P. 46
2013, Langius, Zandbergen et al. 2013). Een studie van Langius et al. laat zien dat cruciaal gewichtsverlies gedurende RT onafhankelijk geassocieerd is met een vergroting van het risico op overlijden aan hoofd-halskanker van 1.7 keer (Langius, Bakker et al. 2013).\u000DOver de gevolgen van dehydratie in de populatie van hoofd-halskankerpati\u00EBnten wordt in de literatuur weinig beschreven. Enkele gevolgen die geassocieerd zijn met vochttekort bij kanker zijn problemen in cognitie en waarneming, ontstaan van delier en elektrolytendefici\u00EBnties (Dalal and Bruera 2004, IKNL 2006). Dehydratie kan leiden tot nierschade die tijdelijk of permanent kan zijn. Bij chemoradiatie, bij nefrotoxische cytostatica (cisplatine en carboplatine) en bij koorts, blaas- en nierfunctiestoornissen, is de vochtbehoefte verhoogd en wordt een verhoogde vochtinname aanbevolen om de nieren te beschermen (IKNL-a 2012). De vochtbehoefte kan gedurende het behandeltraject verhoogd zijn door extra verliezen zoals bij drains, fistels, braken en diarree (IKNL-a 2012, Vogel, Beijer et al. 2012). Om de behandeling, zeker bij chemoradiatie, te kunnen afmaken, is voorkomen van dehydratie dan ook van groot belang.\u000D5.4.2 Signalering van ondervoeding en dehydratie\u000DDoor het verhoogde risico op ondervoeding en de gevolgen van een slechte voedingstoestand op de kankerbehandeling is een adequate screening tijdens het traject van diagnose en in de periode tijdens en na de behandeling van belang (IKNL-b 2012). Om de fysieke gesteldheid en voedingstoestand te monitoren voorafgaand, gedurende en na de behandeling dient gebruik gemaakt te worden van valide meetinstrumenten (IKNL-a 2012, IKNL-b 2012, Vogel, Beijer et al. 2012).\u000DDe diagnose dehydratie wordt primair gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. In sommige gevallen (m.n. bij verdenking op elektrolytstoornissen) kan laboratoriumonderzoek een zinvolle aanvulling op de diagnostiek zijn (IKNL-d 2010).\u000D5.4.2.1 Screeningsinstrumenten di\u00EBtetiek\u000DScreening op ondervoeding heeft als doel (het risico op) ondervoeding tijdig te herkennen (Vogel, Beijer et al. 2012). De screening van ondervoeding kan worden uitgevoerd door een verpleegkundige of arts waarna eventueel verwijzing naar een di\u00EBtist kan plaatsvinden. Sinds 2008 is de screening en behandeling van ondervoeding voor ziekenhuizen opgenomen in de basis set van kwaliteitsindicatoren van de inspectie voor de Gezondheidszorg (Vogel, Beijer et al. 2012). Er is een aantal screeningsinstrumenten dat voldoet aan de validiteitscriteria en aan het criterium \u2018quick and easy\u2019; gemakkelijk toepasbaar en niet invasief. In deze wetenschappelijke verantwoording zal ingegaan worden op het gebruikte instrument in het Antoni van Leeuwenhoek, de Short Nutritional Assessment Questionnaire (SNAQ). De SNAQ bevat indicatoren voor acute ondervoeding en voor chronische ondervoeding (Neelemaat, Kruizenga et al. 2008, Leistra, Neelemaat et al. 2009, Vogel, Beijer et al. 2012). Een nadeel van het gebruik van de SNAQ voor de populatie kankerpati\u00EBnten is dat het een ongunstige lichaamssamenstelling (zoals verlies van spiermassa bij gelijkblijvend gewicht) niet herkent (Vogel, Beijer et al. 2012). Toch wordt vanuit de literatuur aanbevolen de SNAQ als screeningsinstrument te gebruiken en voor verdere diagnostiek overige meetinstrumenten te gebruiken (IKNL-a 2012, Vogel, Beijer et al. 2012).\u000DEen voorbeeld van een diagnostisch meetinstrument is de bio-elektrische impedantie analyse (BIA). BIA is een indirecte methode voor het meten van de lichaamssamenstelling en is gebaseerd op de elektrische geleiding van een wisselstroom door het lichaam, dan wel het bieden van weerstand daartegen. Binnen de hoofd-hals is er nog weinig onderzoek gedaan naar de validiteit en effectiviteit van de BIA. In een pilot studie van Wladysiuk e.a. wordt geconcludeerd dat de BIA een bruikbaar\u000D45\u000D