Page 49 - HHR-HNR 2.0
P. 49

Herstel in beide groepen bij twaalf maanden follow-up was acceptabel. Er werden geen voordelen van het gesuperviseerde programma gevonden op patient-reported outcomes.\u000DEen eerdere gerandomiseerde klinische studie (n=52) naar het effect van progressieve weerstandstraining (2x/ week gedurende 12 weken) vond dat pati\u00EBnten in de interventiegroep na afloop van het programma significant betere spierkracht en spieruithoudingsvermogen van de bovenste extremiteiten hadden dan de controlegroep die alleen mobiliserende oefeningen deed. Bovendien rapporteerde de interventiegroep minder schouderpijn en lagere scores op de Shoulder Pain and Disability Index (SPADI), maar niet op de NDII en ook niet op kwaliteit van leven zoals gemeten met de Functional Assessment of Cancer Therapy-Anemia (FACT-AN) (McNeely, Parliament et al. 2008). In deze studie werden pati\u00EBnten ge\u00EFncludeerd met vastgestelde uitval van de NXI, die mediaan 12-15 maanden na behandeling waren. Bovendien was er bij baseline al sprake van schouderpijn en disability zoals gemeten met de SPADI. De resultaten van deze studie zijn in meta- analyse gepoold met de resultaten van een pilot (RCT) studie die eraan voorafging, in een Cochrane systematic review (Carvalho, Vital et al. 2014), waarbij een significante afname van zowel de disability score als de pijnscore van de SPADI werd gevonden, verbeteringen in spierkracht en spieruithoudingsvermogen en (passieve) mobiliteit van de schouder. Verbeteringen in actieve mobiliteit werden geobserveerd, maar het betrouwbaarheidsinterval van de gepoolde data overschreed (net) de neutrale waarde.\u000DOp basis van deze studies lijkt progressieve weerstandstraining de meest aangewezen interventie, bij die pati\u00EBnten die zich presenteren met actuele schouderpijn en beperkingen, op basis van uitval van de NXI na halsklierdissectie en die een hulpvraag hebben. De evidentie voor preventie van schouder beperkingen na halsklierdissecties is mager en interventies die hierop gericht zijn moeten alleen worden overwogen bij pati\u00EBnten die zowel een hoog risicoprofiel hebben als een duidelijke behandelwens. Ook in dat geval lijkt progressieve weerstandstraining de beste interventie.\u000D5.5.2 Trismus als gevolg van oncologische behandeling in het hoofd-halsgebied\u000DEen mondopening kleiner dan 35 mm wordt als beperkend ervaren door de meeste pati\u00EBnten en aanbevolen als grens voor trismus (Dijkstra, Huisman et al. 2006, Scott, Butterworth et al. 2008). Bij 4- 5% van de pati\u00EBnten met een mondholte of orofarynxcarcinoom is trismus al aanwezig bij het stellen van de diagnose (Balm, Plaat et al. 1997). Tijdens en na de behandeling kan trismus zich ontwikkelen in 6 tot >80% van de pati\u00EBnten. De variatie is te verklaren door het verschil in lokalisatie van de tumor, toegepaste therapie, totale dosis en fractiedosis van de radiotherapie en door verschillen in de definitie van trismus (Dijkstra, Kalk et al. 2004, IKNL 2007, Bensadoun, Riesenbeck et al. 2010, Jeremic, Venkatesan et al. 2011, Scott, D\u0027Souza et al. 2011, Steiner, Evans et al. 2015). Trismus is geassocieerd met een afgenomen kwaliteit van leven en slechtere scores voor stemming zoals gemeten met de HADS (Johnson, Johansson et al. 2015).\u000D5.5.2.1 Signalering en evaluatie van trismus klachten\u000DPati\u00EBnten met een risico op trismus als gevolg van hun hoofd-halsoncologische behandeling worden in het Antoni van Leeuwenhoek prospectief gescreend door tandarts, mondhygi\u00EBnist, logopedist en/of fysiotherapeut, afhankelijk van het zorgpad. Mondopening wordt volgens een vast protocol gemeten m.b.v. de TheraBite Range of Motion schaal, op verschillende momenten voorafgaand, tijdens en na behandeling. Bij screening wordt alleen maximale mondopening gemeten. Bij start van de behandeling voor trismus wordt ook de mobiliteit in de overige beweegrichtingen van de kaak gemeten.\u000D48\u000D


































































































   47   48   49   50   51