Page 52 - HHR-HNR 2.0
P. 52
populatie blijkt matig of intensief actief. 44% gaf een afname in beweegactiviteit na de diagnose aan. V\u00F3\u00F3r de diagnose voldeed 30.5% van de respondenten aan de normen voor gezond beweeggedrag. Van deze respondenten voldeed 72% na de diagnose en behandeling niet meer aan deze normen. Deelnemers hadden last van vermoeidheid (2.2 \u00B1 1.4 op een schaal van 1 tot 4) en ook depressie kwam voor. De gemiddelde score op de CES-D was 18.7 punten. Er werden significante relaties gevonden tussen het aantal minuten lichamelijke activiteit en verschillende kwaliteit van leven maten, hoewel effect sizes bescheiden waren (0.3). Relaties tussen activiteit en depressiescore werden niet gevonden.\u000DBovendien was er een significante correlatie tussen plezier in bewegen, symptoomscore, alcohol gebruik, eigen effectiviteitbeleving, ervaren barri\u00E8res en comorbiditeit. Deze variabelen zijn \u2013 met uitzondering van comorbiditeit en alcoholgebruik \u2013 naar verwachting positief te be\u00EFnvloeden met een revalidatieprogramma.\u000DEen cross-sectionele studie van Rogers e.a. naar voorkeuren voor lichaamsbeweging en revalidatie van hoofd-halsoncologie overlevenden laat zien dat het grootste deel van de respondenten zeker (33%) of mogelijk (42%) ge\u00EFnteresseerd is in een beweegprogramma gericht op hoofd-halsoncologie pati\u00EBnten (Rogers, Malone et al. 2009) en denkt daar ook zeker (51%) of mogelijk (32%) toe in staat te zijn. Het merendeel van de pati\u00EBnten geeft daarbij wel aan een voorkeur te hebben voor thuis, dan wel buiten, te oefenen. De resultaten van deze in de VS uitgevoerde studie zijn niet zonder meer generaliseerbaar naar de Nederlandse situatie en moeten voorzichtig worden ge\u00EFnterpreteerd.\u000D5.5.3.1 Signalering en evaluatie van afgenomen fysieke functie, vermoeidheid en lichamelijke activiteit.\u000DSignalering van klachten van vermoeidheid en afgenomen conditie vindt plaats door middel van de klachtenlijst bij de Lastmeter en m.b.v. een VAS score voor vermoeidheid. Voor het stellen van doelen op activiteiten en participatie niveau, na inclusie in het HHR programma, wordt gebruik gemaakt van de pati\u00EBnt specifieke klachten (PSK) vragenlijst (Beurskens, Koke et al. 1999, Stevens, Beurskens et al. 2013).\u000D5.5.3.1.1 Vermoeidheid\u000DVermoeidheid is \u00E9\u00E9n van de meest prevalente symptomen die kankerpati\u00EBnten ervaren (Curt, Breitbart et al. 2000, Hofman, Ryan et al. 2007, Kapoor, Singhal et al. 2015, Ream, Gargaro et al. 2015). Gedurende een radiotherapie of gecombineerde radiochemotherapie behandeling rapporteren 80- 99% vermoeidheidsklachten (Curt, Breitbart et al. 2000, Hofman, Ryan et al. 2007, Kapoor, Singhal et al. 2015). Cijfers betreffende aanhoudende vermoeidheidsklachten na de behandeling (revalidatie / chronische / palliatieve fase) vari\u00EBren tussen de 34-94% (Curt, Breitbart et al. 2000, Hofman, Ryan et al. 2007, IKNL 2011). In recent onderzoek zijn aanwijzingen gevonden voor een toename van vermoeidheidsklachten bij pati\u00EBnten met hoofd-halsoncologie die een IMRT behandeling ontvangen (Gulliford, Miah et al. 2012, Powell, Schick et al. 2014). Bij het opstellen van een bestralingsplan worden organs at risk (OAR) zoals de parotis gespaard. Dit verhoogt de stralenbelasting van o.a. de kleine hersenen, welke niet worden aangemerkt als OAR (Gulliford, Miah et al. 2012, Powell, Schick et al. 2014).\u000DBij een intake voorafgaande aan de revalidatie, wordt vermoeidheid meer gedetailleerd in kaart gebracht m.b.v. de Multidimensionale Vermoeidheid Index (MVI) (Smets, Garssen et al. 1995). De MVI is ontwikkeld in Nederland voor het meten van vermoeidheid bij pati\u00EBnten met kanker (Smets,\u000D51\u000D