Page 56 - HHR-HNR 2.0
P. 56
Een zeer grote case serie van 1202 pati\u00EBnten, behandeld in het MD Anderson Cancer Center, beschrijft de werkwijze en uitkomsten van CDT bij pati\u00EBnten met hoofd-hals oedeem. Alle pati\u00EBnten kregen instructie en uitleg voor zelf uit te voeren manuele lymfedrainage, het gebruik van compressiemiddelen (bandages, maskers), huidzorg en oefentherapie. Een deel van de pati\u00EBnten (12%) kreeg MLD door een oedeemtherapeut, indien sprake was van ernstig lymfoedeem of beperkte zelfmanagement vaardigheden. De behandelserie bestond in dat geval uit 2-5 sessies per week voor een duur van 2 tot 4 weken, plus een dagelijks thuis uit te voeren programma voor een totale duur van 3 maanden. Behandeluitkomsten werden ge\u00EBvalueerd in een subgroep van 733 pati\u00EBnten van welke follow-up data beschikbaar waren. In 60% van deze pati\u00EBnten werd een verbetering van lymfoedeem bereikt, gedefinieerd als een stap omlaag in lymfoedeem ernst-stadium op de MD Anderson lymfoedeem schaal, of een >2% afname in som score van oppervlakte metingen. Voorspellers voor behandelsucces waren therapietrouw en een verwijzing voor behandeling tussen de 5 weken en de 6 maanden na behandeling (Smith and Lewin 2010, Smith, Hutcheson et al. 2015).\u000D5.6 Ergotherapie\u000DHet onderzoeksveld van ergotherapeutische hulpverlening na (hoofd-hals) kanker staat nog in de kinderschoenen. Er is nauwelijks wetenschappelijke literatuur beschikbaar betreffende de specifieke problematiek en interventies bij de hoofd-halskanker populatie. In de hierop volgende secties zullen algemene zaken besproken worden die binnen de ergotherapeutische revalidatie een rol spelen en waar mogelijk is dit toegespitst op de (hoofd-hals) kanker populatie.\u000D5.6.1 Behandeling en gevolgen van kanker op de uitvoering van dagelijkse activiteiten\u000D5.6.1.1 Incidentie\u000DJaarlijks krijgen ongeveer 30.000 werknemers de diagnose kanker (IKNL 2009). De prevalentie is veel hoger, onder de beroepsbevolking heeft 1 op de 79 mannen te maken gehad met eerder vastgestelde kanker (1,3%). Bij vrouwen loopt dit cijfer op naar 1 op de 38 (2,6%) (IKNL 2009). Ondanks de toenemende curatieve effectiviteit van de oncologische behandelingen, blijkt deze toename niet gepaard te gaan met een evenredige toename van het sociaal functioneren, zoals tot uiting gebracht door re-integratie in de maatschappij via terugkeer naar het arbeidsproces (Van Zanten-Przybysz, De Boer et al. 2008). Na 18 maanden follow-up van curatief behandelde pati\u00EBnten in Nederland bleek slechts 64% van deze pati\u00EBnten (soms gedeeltelijk) het werk hervat te hebben, waarbij vooral vermoeidheid de terugkeer naar het arbeidsproces belemmerde (IKNL 2011). Daarnaast zijn cognitieve beperkingen, problemen met acceptatie en omgaan met veranderingen ten aanzien van de ziekte, fysieke beperkingen en angst factoren die terugkeer naar werk negatief be\u00EFnvloeden (Duijts, van Egmond et al. 2014). Het niet slagen in terugkeer naar werk en de afhankelijkheid van sociale uitkeringen heeft negatieve gevolgen voor de kwaliteit van leven van kankerpati\u00EBnten. Zij missen de sociale contacten, zingeving aan het bestaan en ondervinden nadelige financi\u00EBle gevolgen van hun ziekte (IKNL 2009).\u000DVermoeidheid is \u00E9\u00E9n van de meest prevalente symptomen die kankerpati\u00EBnten ervaren . Kanker gerelateerde vermoeidheid wordt als volgt gedefinieerd: \u2018Een aanhoudende, subjectieve ervaring van vermoeidheid gerelateerd aan kanker en kankerbehandeling die interfereert met gebruikelijk functioneren\u2019 (Hofman, Ryan et al. 2007). Gedurende een radiotherapie of gecombineerde\u000D55\u000D